agenda

go to LinkedIn profile

Cassini-Huygens

Cassini-Huygens (1997 – nu)

Ward van der Houwen, Groningen, 1 juni 2011.

In 1997 werd de interplanetaire sonde Cassini-Huygens gelanceerd richting Saturnus’ piepkleine ijsmaantje Titan. De enige maan in ons stelsel met een atmosfeer. Een dikke ondoorzichtige atmosfeer. Op 2005 bereikte Cassini-Huygens omloop rond dit maantje en scheidde de lander Huygens zich van het moederschip Cassini, om in de volgende 3 uur te landen. Tot grote opluchting van de ontwerpers landde Huygens werkelijk en op vaste bodem. Op een vaste bodem van bevroren koolzuurijs. Op een landtongetje aan een zee van traag klotsend methaan. In het stormachtige halfuur dat Huygens vocht tegen de onvermijdelijk bevriezing, verlicht door het oranje van het kille sterretje aan de hemel dat onze zon is, zond het één foto door. Eén foto van een onvoorstelbare andere wereld, die er toch zo begrijpelijk uit ziet.

Oppervlak Titan door Huygens
© ESA/NASA

Huygens 1997-2005

Wat een godvergeten streek.
Alleen deze foto. De steen is geen steen, rots is hier ijs.
IJs is hier diepgevroren lucht. De regenstriemen van een kilte
waar je nooit meer uit verwarmt, vloeibaar methaan.
Het klamme zand waar onder je poten stofdoordrenkt ethaan vervlucht.
De traag klotsende zee, normaal een bron van kalmte en van rust,
nu een alarmerend schouwspel van diep oranje vloeibaar lucht.
Zo koud. Zo diep doortergend botdoorborend koud,
dat je het oranje van de ster die je aanschouwt wel naar je toe wil zuigen,
maar het doet niets. Geen warmte is eruit te trekken en je lekt alleen nog meer
daar waar de kilte net nog buiten was gesloten.
En je gaat langzaam dood, waar niemand ooit je meer ontdekken zal.
Nog één keer sein je wat je ziet naar boven door, naar oren die al heel snel
over de horizon vertrekken. En als die metgezel van jou weer wederkeert,
dan is ze doof, en valt je laatste ademstoot van je verrekken,
terug, op je voor eeuwig diepgevroren pose, dood.

Maar thuis wordt aan je gedacht, en voel de warmte
die je makers nog op kunnen wekken terwijl zij slaperig maar
voldaan, de lampen doven in de vertrekken waar jij de
oneindigheid ontsloot. De glimp van medelijden die jij bood,
op werelden met vreemde andere wetten.
Het ga je goed mijn Huygens, mijn ontzagwekkend trouwe schroot.