agenda

go to LinkedIn profile

Het Convenant

In 2003 besloten de dichters Arjen Nolles, Karel Feenstra en Ward van der Houwen, onder auspiciën van de schrijver/columnist Zeger van Herwaarden en multi-kunstenares Sarah van Sonsbeeck hun verantwoordelijkheid te nemen en afstand te nemen van het losbandig en onverantwoord dichten. Zij sloten een convenant om zich aan de verantwoordelijkheid die komt met het talent te committeren. Vanaf nu zijn zij gebonden door dit convenant en is het uit met het dichten zonder zich rekenschap te geven van de consequenties op de wereld om hen heen.

Convenanttekst van de “dichters van het convenant”:
Arjen Nolles, Karel Feenstra en Ward van der Houwen, Sarah van Sonsbeeck en Zeger van Herwaarden.

de dichters van het convenant verklaren
zich onderworpen aan de regels van het convenant,
om nooit hun dicht of dichtkunst te gebruiken als repressiemiddel, aanvalswapen of dreigmiddel,
geen levende wezens te doden of verwonden met poëzie,
geen natuur te vernietigen, geen bergen te klieven
zeeën te scheiden, aarde te splijten. Niet voor donder, voor regen of overstromingen nog voor het vernietigen van landen, volkeren, leven of natuur. Tenzij,
tenzij dit ter bescherming is van de dichter of andere bij het convenant aangesloten dichters, of het veroveren van harten en het roven van geliefden,is.

In het kader van dit Convenant is besloten eenmalig een dichtbundel uit te brengen met poëzie die ook samen in drie-eenheid is voorgedragen door het gehele land.

Optreden van de dichters
fotografie: Pablo ter Borg

Gedichten uit de bundel “Mannen Knippen Heggen” van de Dichters van het Convenant, Koning Bartje, 2004. Arjen Nolles, Karel Feenstra en Ward van der Houwen.

Ik probeer een nieuw woord altijd uit,
eerst,
in de keuken. Of het niet
te breekbaar is, voor jou,
of zo gesmoord wordt in een zoen
en dan vergeten. Of het wel
tegen de stilte kan, erna.
Of het alleen kan zijn die nacht,
als ik het niet meer nodig heb.

Aan H.

Weet je nog dat ik vertelde
van je ogen,
het Cerenkov-blauwe vuur
dat nooit en nooit zou doven?

Ik lag zo laatst te denken
aan aardse, daagse zaken,
toen deze ogen,
waterglans intens,
die gedachten stil doorbraken.
Vertelde ik je niet, toen, dat
er zo’n intense kracht van uitging
dat even heel mijn wereld
alleen maar aan jouw ogen hing?

Of sprak ik, zoals vaker,
over diepe gedachten heen
en was het pas later,
toen ik alleen was,
dat ik sprak, en dacht,
van jouw ogen, en de nacht
die ik ons had bedacht
waarin jouw blik de mijne ving
zo dicht bijeen, dat jouw
ogen de mijne werden?
En dat een ring van vuur,
natuur getrouw,
jou in mijn armen dwong?
En dat geen muur,
van lood beletten zou
dat jouw Cerenkov-blauwe licht
mijn lichaam binnendrong?
Dat dan dit lichaam zich,
jouw blik op zich gericht,
zich vullen zou, wervelend,
met al de leegte in het heelal,
en dat ik dan val,
vallen zou, deze leegte in,
verdoofd, bestemming onbekend?

Of weet je alleen nog
het nummer van de bus
waarin wij, stil gezeten,
staarden, ik jouw ogen in,
en jij uit, de bus uit, dus,
het raam de wijde wereld in?

Je kleedt je uit;
waar eerst nog stof je borst omsluit,
weet zich het nu zacht ontbloot.
Prachtig laag, geel licht verlicht
lichtroze, lichter rood. Je hand glijdt
over stof: waar eerst grof,
nu je gladde huid verschijnt.
Je richt je op, en alles valt.

Stop

Dit is het beeld
dat ik voor altijd van je hebben zal.

Aan S.

Wat weet je nog? Wat waren we
verdwaalde liefdes. Schraal de ogen van jaren
drukkend ouderjuk.
We huilden, ik stil en door jou ogen. Jij luid,
een buit van schuld en liefde delend.
We vreeën ongenaakbaar hoog. Maar
je verhief je hoger nog, op mijn geduld.
En vloog.

Aan M.

en toch vannacht, dacht ik weer
aan jouw billen.
Het was zo’n droom als waar je
waakt, maar waar
de zwaarste zaken nog te tillen
en geen ongeluk je werkelijk raakt.
Ik dacht aan je billen en lag er slapend naast
met open ogen sliep ik bij je naar binnen
en ontwaakte, een hoofd vol zinnen, in jouw plaats.

Je loopt de trap op met een broek,
nog naakter dan ik me je billen naakt herinner
en ik denk,
neem maar mee, die trap,
die wordt toch niets meer zonder jou.